13 september 2017, 17:00 u

17.00-18.00 u: NAH (bij jongeren), Pauline Woudenberg en Boudewijn Gunning

Pauline is advocaat Van Wassenaer Wytema Letselschadeadvocaten Haarlem, Pauline@vanww.nl.
Abstract: Aan de hand van casus(sen) uit de praktijk zijn valkuilen te signaleren ten aanzien van jongeren die hoofdletsel opgelopen hebben. In gevallen waarbij geen bloedingen geconstateerd zijn, is het niet meteen duidelijk dat sprake is van NAH. Hersenen zijn nog niet uitgegroeid, gedragsstoornissen kunnen jaren later ontstaan, karakterveranderingen, etc., met alle gevolgen van dien. Hoe moet hiermee omgegaan worden in letselschadezaken? Hoe kunnen de medische klachten voldoende onderbouwd worden naar de verzekeraar toe? Op welke manier kan worden aangetoond dat de problematiek in causaal verband staat met het ongeval? De advocaat dient alert te zijn, signalen tijdig op te vangen en als het nodig is dient de advocaat aan te sturen op zorg en ondersteuning. Woudenberg geeft handvatten voor de praktijk.

Boudewijn Gunning, neuroloog SEIN afd. Epilepsie Kinderen en gewoon lid NVMSR, bgunning@sein.nl. 
Abstract: De Zorgstandaard Traumatisch Hersenletsel Kinderen en Jongeren (Hersenstichting, april 2016, naar verluid door de NVN geaccordeerd) bevat zinsnedes die strijdig zijn met de Richtlijnen Functieverlies NVN 2013: 1) In de Zorgstandaard staat dat na licht hersenletsel sprake kan zijn van een afwezigheid van aantoonbaar letsel; en 2) De zinsnede “Laatsignalering dient plaats te vinden door de huisarts of andere generalistische professionals in onderwijs en jeugdgezondheidszorg. THL moet standaard meegenomen worden in de anamnese als er sprake is van een afwijkende ontwikkeling of een verandering in lichamelijk functioneren, cognitief functioneren, leren, gedrag of emoties. Voorbeelden van klachten na THL zijn hoofdpijn, vermoeidheid, snel overprikkeld zijn, impulsiviteit, concentratieproblemen, vergeetachtigheid, moeite met overzicht houden en heftiger reageren dan gemiddeld” staat op gespannen voet met de Richtlijnen NVN waarin staat: “Klachten die wel worden aangeduid als postcommotioneel syndroom plegen binnen een half jaar na het doorgemaakte trauma te verdwijnen. Blijven ze aanwezig, dan dient ernstig betwijfeld te worden of ze berusten op een hersenbeschadiging”. In de Zorgstandaard staat helaas niets over letselschade-afhandeling wat doet vermoeden dat het daar niet over is gegaan. Gunning zal ingaan op genoemde tegenstrijdigheden en mogelijk ook al iets kunnen zeggen over de reactie die de NVN tegen die tijd mogelijk heeft gegeven. 

18:45 – 19.45 u: “Ken uw (hulp)zaken: productfalen in de medische zorg”, door I. C. (Irene) Timmermans

Irene is letselschadeadvocaat, werkzaam bij Beer advocaten, timmermans@beeradvocaten.nl

Abstract: “Twintig kankergevallen bij vrouwen met omstreden borstimplantaten” “Tientallen vrouwen Nederland en België opgelicht met PIP-protheses”
“11.000 ‘risicoheupen’ geïmplanteerd”
“Zeker 147 kapotte pacemakers bij hartpatiënten”
“Organon óf huisartsen fout in Implanon-zaak”

“Ook in Nederland dode door pil Diana-35”
“Tientallen doden door fouten medische apparatuur”
Het is zomaar een greep uit mediaberichten van afgelopen tijd. Ze gaan over incidenten in de gezondheidszorg en tonen de (negatieve) belangstelling voor medische hulpmiddelen. De meeste advocaten en artsen weten dat een hulpverlener in de patiëntenzorg de zorg van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in acht dient te nemen. Daarbij spelen protocollen, wetenschappelijke literatuur en de medische praktijk een rol. Is het resultaat van een behandeling voor de patiënt ongunstig, maar heeft de arts voldoende zorgvuldig gehandeld, dan wordt doorgaans gesproken van een “complicatie”. De patiënt dient zijn of haar eigen schade te dragen; de arts valt immers niets te verwijten. De vraag is of dit anders wordt als de schade bij een patiënt niet is veroorzaakt door het handelen van een arts, maar vanwege het falen van een door de arts gebruikte zaak. Dient een patiënt óók zijn eigen schade te dragen als de arts zorgvuldig heeft gehandeld, maar een geïmplanteerde kunstheup schadelijk blijkt te zijn? Verandert dit oordeel indien de arts een stevige vinger in de pap heeft gehad voor wat betreft de keuze voor deze kunstheup? En speelt nog een rol of de gedupeerde patiënt zijn heil nog kan zoeken bij de producent van deze falende hulpzaak?

Er is discussie over de vraag of en in hoeverre een arts verantwoordelijk kan worden gehouden voor het falen van producten in de zorg, indien op zijn handelen niets is aan te merken. Tijdens de WAA-lezing zal ik ingaan op de verschillende gezichtspunten die hierbij een rol spelen. Aan de hand van een bespreking van literatuur en rechtspraak zal ik uitleggen dat de vraag of een arts verantwoordelijk is voor een louter productfalen, nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden is.

20.00 -21.00u: Strekpeesletsels en waar de medisch adviseur op dient te letten tijdens de beoordeling van de medische stukken, door Marcel Meek.


Meer data